De Grote Kerk is in de veertiende eeuw gebouwd voor de hele gemeenschap. Daarom is hij ook zo groot terwijl Beverwijk in die tijd nog een stuk kleiner was. Rond 1800 had Beverwijk ongeveer 2250 inwoners. Aanvankelijk was er één kerkgebouw en één kerkorganisatie voor alle bewoners. In de zestiende eeuw kwam er onenigheid binnen de kerk en ontstonden er verschillende kerken met elk een eigen karakter die elkaar bestreden.
Sinds het einde van de 18e eeuw waren er mensen die niets met een kerkelijke organisatie te maken wilden hebben. Aan het einde van de 19e eeuw was er tussen sociologen een grote discussie over ‘Gemeenschap of maatschappij (Gemeinschaft of Gesellschaft, socioloog Tönnies). Na deze discussie bestond er geen gemeenschap meer. In de 20e eeuw kwamen processen van secularisatie en individualisering op gang. De belangstelling voor een gezamenlijke kerkgang begon te tanen. Iedereen zocht het voor zichzelf wel uit.
Nu, aan het begin van de 21e eeuw begint er weer een besef te komen voor het gemeenschappelijke. Sociale cohesie die tot voor kort als bemoeizuchtige sociale controle werd uitgelegd, wordt weer schoorvoetend door politieke partijen aanvaard. Het is nu dan ook de tijd om aan dat nieuwe gemeenschapsgevoel vorm te geven. Leeggekomen kerkgebouwen zien wij als de ideale plaatsen daarvoor.