Een kerststal is een voorstelling van de geboorte van Jezus met figuren van hout of gips, die vooral in katholieke gezinnen rond Kerstmis in huis te vinden is, vaak onder de kerstboom.
Het woord ‘katholiek’ is van griekse afkomst en betekent ‘Universeel’.
Afbeeldingen van Jezus waren verboden tot 313 na Christus
Daar kwam nog bij dat het Christelijk geloof geruime tijd verboden was en dit geboortefeest dus ook gewoon niet gevierd mocht worden. Pas in 313 na Christus toen Keizer Constantijn aan de macht was (van 272 – 337 na Christus) mochten christenen hun geloof in de openbaarheid belijden. Ook besloot Constantijn dat de geboorte van Christus op 25 december gevierd moest worden. Vanaf dat moment werden er allerlei afbeeldingen van Christus gemaakt die vooral op sarcofagen kwamen te staan. De mensen die deze beelden maakten gingen daarbij uit van de verhalen van de evangelisten Lucas en Mattheüs.
Pas rond 1223 jaar na de geboorte van Jezus werd het gevierd. De eerste gelovigen hadden meer interesse in de verlossingsleer.
De invoering van de kerststal wordt toegeschreven aan Franciscus van Assisi, die in het jaar 1223 in Greccio (Italië) een ‘levende’ kerststal liet maken. Hij heeft de kerststal zoals wij die nu kennen beïnvloed. Daarvóór werd namelijk met Kerstmis een kribbe op of naast het altaar gezet tijdens de Heilige Mis op Kerstdag. Spoedig kwamen daar meerdere figuren bij. De franciscanen bevorderden dit gebruik in kerken en gezinnen.
Jezus in doeken gewikkeld (steen)Kribbe/voederbak.
Maria als Moeder der mensheid, met koningsblauwe mantel van haar waardigheid.
Jozef als Vader van alle leven op aarde als herder.
Bij de kribbe staan altijd een os(kracht) en een ezel(verdraagzaamheid) schapen(melk=eten en wol=kledingdgro. Deze dieren zijn de eerste die het kind zien. Men beweert dat hij tijdens de kerstviering in 1223 zelf een kind naar binnen heeft gedragen. De schilder Giotto heeft dit verhaal in de kerk van Assisi op de muur geschilderd.
De herders volgen de aanwijzingen van de engel. Zij vertegenwoordigen het volk.
De drie “magiërs” of wijzen komen van ver. Zij zijn niet joods. Hun komst bij de kribbe betekent dat Jezus niet alleen voor joden maar voor alle mensen is geboren. De magiërs zien er uit als “buitenlanders”. Ze dragen soms een lange broek, een wapperend manteltje en een apart soort bontmuts met de punt naar voren. Uit deze muts ontwikkelt zich later een koningskroon.
De magiërs worden koningen. Dat komt door de liederen uit de bijbel. De profeet Jesaja schrijft over koningen en kamelen. De koningen is men gaan zien als vertegenwoordigers van de drie bekende continenten: Azië, Afrika en Europa. Daarom wordt één van de drie als bruine, één als zwarte en één als blanke koning afgebeeld. Ze krijgen namen en leeftijden: Caspar is een jongeman, 20 jaar, Melchior is een grijsaard, 60 jaar en Balthasar is een man in de kracht van zijn leven, 40 jaar. De volgorde wisselt wel eens, en ook hun leeftijden.
Geschenken
Men heeft veel nagedacht over de betekenis van de geschenken. Volgens Bernardus, een heilige uit de Middeleeuwen was goud( zon/rijkdom/almachtig, wierook/bejubelen/geuren en dient mirre (jahwee) = gomhars om olie van te maken en het betekent Licht in de duisternis
Dit is niet DE waarheid maar heel kort een leuke waarheid.
